Militair Pistool

Welkom bij de beschrijving van de discipline Militair Pistool. Deze competitieve discipline is een van de meest dynamische binnen de schietsport. Militair Pistool daagt schutters uit op snelheid, precisie en het vermogen om te schieten onder druk. Het is een erkende discipline van de Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie (KNSA).

WAPENEISEN

Deze discipline vereist het gebruik van een pistool of revolver met een kaliber tussen .32 (7,62mm) en .459 (11,66mm) centraalvuur en een maximale looplengte van 6 inch (152,4mm). Extra uitrusting zoals mondingsremmen, optische richtmiddelen, speciale trekkers en gewichtsaanpassingen zijn niet toegestaan. De trekker moet minstens 1360 gram druk vereisen om af te vuren. Aanpassingen aan de kolf zijn beperkt en de korrel en keep moeten respectievelijk op specifieke posities op het wapen zijn geplaatst. Specifieke munitietypes zijn wel of niet toegestaan, met een maximum van 6 patronen per lading.

SCHIETDOEL

Het doel voor Militair Pistool is een schietschijf met ringen van 10 tot 6, met afmetingen van 76 cm hoog en 45 cm breed. De 10-ring heeft een afmeting van 15×10 cm.

COMPETITIEOPZET

Het wapen wordt met één hand verschoten. De wedstrijd bestaat uit 24 schoten verdeeld over 4 series van elk 6 schoten, geschoten op verschillende afstanden en in verschillende posities:.

  • De eerste serie wordt geschoten van een afstand van 25 meter. Houding: staand. Er worden 6 schoten gelost op 1 schijf binnen een tijdsduur van 3 minuten.
  • De tweede serie wordt geschoten van een afstand van 20 meter. Houding: staand. Er worden 6 schoten gelost op 1 schijf binnen een tijdsduur van 15 seconden.
  • De derde serie wordt geschoten van een afstand van 20 meter. Houding: geknield. Er worden 6 schoten gelost op 2 schijven (3 schoten per schijf) binnen een tijdsduur van 12 seconden.
  • De vierde serie wordt verschoten van een afstand van 15 meter. Houding: staand. Er worden 6 schoten gelost op 3 schijven (2 schoten per schijf)binnen een tijdsduur van 9 seconden.

Voor elke wedstrijdserie wordt een proefserie geschoten gelijk aan de eerste serie.

De baancommandant noemt de serietijd. Na de commando “LADEN” moet de baancommandant de schutters voldoende tijd geven om zich voor te bereiden. Wanneer hij van mening is dat de schutters gereed zijn met hun voorbereidingen vraagt hij: “ZIJN DE SCHUTTERS GEREED?”. Op deze vraag, met uitzondering in de eerste oefening, moet de “VAARDIGHOUDING” worden aangenomen of een schutter moet te kennen geven “NIET GEREED” te zijn. Gebeurt dit niet binnen 3 seconden dan begint de oefening. Als een schutter binnen 3 seconden zich “NIET GEREED” meldt, dan wacht de baancommandant 15 seconden en vraagt opnieuw: “ZIJN DE SCHUTTERS GEREED” en start vervolgens de oefening.

Een oefening wordt geacht te zijn begonnen op het commando “VUUR” of door middel van een “KORT FLUITSIGNAAL”.

Indien schoten vallen na het fluitsignaal, wordt de hoogste score als 0 (nul) gewaardeerd. De laatste twee seconden worden door de baancommandant afgefloten.

KNIELEND

De schutter knielt op de knie aan dezelfde zijde als de hand waarmee het wapen wordt vastgehouden en afgevuurd. Of de schutter knielt op de knie aan de andere zijde als de hand waarmee het wapen wordt vastgehouden of afgevuurd, waarbij het lichaam (beide schouders) één lijn moeten vormen met de zogenaamde schiet-as. Voor beide houdingen gelden de volgende aanvullingen: De schiethand- en arm dienen geheel vrij naar voren te worden gehouden in de richting van de schijf. Hierbij mag men zodanig zitten dat een deel van het zitvlak op de hiel rust. het gebruik van een knielkussen is verboden.

VAARDIGHOUDING

Bij de gedeelten 2- 3 en 4 van het onderdeel Militair Pistool begint het schieten vanuit de “VAARDIGHOUDING”. In deze houding, wapen op 45 graden van het lichaam, wacht de schutter op het commando “VUUR” of op het “KORTE FLUITSIGNAAL”. De tijd eindigt met een fluitsignaal. Dit fluitsignaal vangt aan 2 seconden “VOOR” en eindigt “OP” het einde van de toegestane tijd. Tijdens het fluitsignaal mag er nog gevuurd worden. Schoten die buiten de tijd vallen worden geteld, de hoogste scores worden verwijderd bij de opname van de scores.

STORINGEN

De schutter moet 6 schoten afvuren in elke herhalingserie. De 6 laagste treffers tellen voor de serie. Niet afgevuurde schoten en schoten die in de herhalingserie de schijf niet raken, worden als missers beschouwd. Het herhalen van een serie naar aanleiding van een storing is toegestaan:

a) Tweemaal in de gedeelten 1 en 2 samen, en:

b) Tweemaal in de gedeelten 3 en 4. Als na 2 storingen in een gedeelte van de wedstrijd weer een storing optreedt, worden alleen de werkelijke afgevuurde schoten genoteerd voor de schutter. De serie mag niet worden herhaald en de niet afgevuurde schoten worden gewaardeerd als missers. De schutter mag de wedstrijd verder vervolgen